In het Oude Testament leren we dat Israël het bevel kreeg om Pesach te vieren in de schemering op de avond van de 14e dag van de eerste maand van het jaar. Dit werd onmiddellijk gevolgd door het Feest van de Ongezuurde Broden, dat nog eens zeven dagen zou duren. Op de eerste en laatste dag van het feest mocht er geen gewoon werk worden gedaan. Elke dag werden er voedseloffers aan de Heer aangeboden. Gedurende de hele periode mocht er geen zuurdesembrood gegeten worden. In feite mocht er tijdens het feest geen zuurdesem onder het volk zijn (Ex. 12:15, 19).
In Exodus 12, wanneer de Heer het Paschaoffer uiteenzet dat Israël die nacht en jaarlijks zal brengen om hun verlossing te herdenken, vertelt Hij hen dat ze het Pesachmaal zullen eten met hun riemen vastgemaakt, hun sandalen aan en hun staf in de hand. Het moet haastig worden gegeten (vers 11). Na de dood van de eerstgeboren zonen van Egypte zou het volk Israël uit het land worden verdreven en niet meer kunnen wachten tot het brood zou rijzen (v. 39). Ze waren het snel bereide ongezuurde brood van het feest ‘brood der verdrukking’ gaan noemen (Deut. 16:3).
De setting en instructies van het feest helpen ons de voornaamste betekenis ervan voor de Israëlieten te begrijpen. In de eerste plaats herinnerde ongezuurd brood de Israëlieten aan de onmiddellijkheid van hun verlossing, omdat het verband hield met het Pascha en het vertrek uit Egypte. Om deel te nemen aan Gods plan om hen te transformeren van Farao’s slaven naar zijn eigen volk en natie, moesten de Israëlieten diezelfde nacht nog vertrekken, onvoorbereid en totaal afhankelijk van God voor de komende reis. Angstig wachtend tot de laatste plaag voorbij zou zijn en tot hun beloofde bescherming werkelijkheid zou worden, aten ze het Pascha en droegen vervolgens hun ongezuurde deeg op hun rug (Ex. 12:34).
De jaarlijkse eis dat niemand met lege handen op het feest verschijnt (Ex. 23:15) onderstreept de voorziening van de Heer tijdens de reis en later in het beloofde land. De reis door de wildernis zelf was een tijd van beproeving, van totale afhankelijkheid van de Heer voor dagelijks voedsel en water (Ex. 16–17). Zelfs met Gods genadige voorziening was een van de voortdurende zuchten en klachten van de Israëlieten het voedsel dat ze in Egypte achterlieten (bijv. Numeri 11:5). De herdenking van de zegen van de Heer op het feest was een noodzakelijke herinnering voor een volk dat geneigd is te mopperen. Door hen elk jaar terug te brengen naar het begin van hun reis werden de mensen herinnerd aan hun verlossing uit de slavernij en aan Gods wonderbaarlijke voorzieningen sindsdien.
Zuurdesem is in wezen een moreel neutraal symbool. Hoewel de meeste oudtestamentische offers gepaard gingen met ongezuurd brood, vergezelden sommige offers ook gezuurd brood (Lev. 7:13; 23:17); het symboliseerde geen zonde in het offersysteem. De symboliek is vergelijkbaar in het Nieuwe Testament. Hoewel het metaforische gebruik van zuurdesem vaak negatief is en de verspreiding van zonde symboliseert (bijv. Matt. 16:6; 1 Kor. 5:6–8), gebruikte Jezus het ook positief, door de verspreiding van het koninkrijk der hemelen te vergelijken met zuurdesem. (Matth. 13:33). Het gaat dus niet om de verspreiding van zonden.
In plaats daarvan is de juiste context voor het begrijpen van de voortdurende betekenis en vervulling van het Feest van Ongezuurde Broden het Pascha. De twee waren niet en kunnen niet gescheiden worden. Christus is ons Pascha. Zijn offer stelde onze redding veilig en zorgde voor de bevrijding die in Exodus wordt afgebeeld. Het Feest van de Ongezuurde Broden was een herdenking aan die gebeurtenis. Het herinnerde Israël eraan dat ze diezelfde nacht de slavernij moesten ontvluchten. Ze konden niet wachten tot hun brood zou rijzen. Om op reis te gaan, moesten ze bereidwillig onvoorbereid en afhankelijk van God vertrekken.
Voor ons is de context omgedraaid. We hebben de verlossing ontvangen, maar we wachten reikhalzend uit naar de voltooiing ervan. We worden dus opgeroepen om waakzaam te wachten. In plaats van te weten dat we vanavond zullen vertrekken, moeten we er klaar voor zijn dat Christus op een onbekend uur terugkomt (Matt. 25:1-13). Niets mag onze aandacht op zo’n manier in beslag nemen dat we er niet klaar voor zijn om te vertrekken als Hij terugkomt en we naar huis worden geroepen om voor Hem te staan (Lucas 21:34-36).
We moeten ons inspannen voor de terugkeer van de Koning met dezelfde inspanning als de Israëlieten die nacht, met brooddeeg op hun rug gebonden, schoenen aan en een staf in de hand. Net als de gereedstaande Israëlieten moeten wij weigeren ons door iets te laten weerhouden om klaar te zijn voor de zekere wederkomst van Christus.
Zuurdesem is in wezen een moreel neutraal symbool. Hoewel de meeste oudtestamentische offers gepaard gingen met ongezuurd brood, vergezelden sommige offers ook gezuurd brood (Lev. 7:13; 23:17); het symboliseerde geen zonde in het offersysteem. De symboliek is vergelijkbaar in het Nieuwe Testament. Hoewel het metaforische gebruik van zuurdesem vaak negatief is en de verspreiding van zonde symboliseert (bijv. Matt. 16:6; 1 Kor. 5:6–8), gebruikte Jezus het ook positief, door de verspreiding van het koninkrijk der hemelen te vergelijken met zuurdesem. (Matth. 13:33). Het gaat dus niet om de verspreiding van zonden.
In plaats daarvan is de juiste context voor het begrijpen van de voortdurende betekenis en vervulling van het Feest van Ongezuurde Broden het Pascha. De twee waren niet en kunnen niet gescheiden worden. Christus is ons Pascha. Zijn offer stelde onze redding veilig en zorgde voor de bevrijding die in Exodus wordt afgebeeld. Het Feest van de Ongezuurde Broden was een herdenking aan die gebeurtenis. Het herinnerde Israël eraan dat ze diezelfde nacht de slavernij moesten ontvluchten. Ze konden niet wachten tot hun brood zou rijzen. Om op reis te gaan, moesten ze bereidwillig onvoorbereid en afhankelijk van God vertrekken.
Voor ons is de context omgedraaid. We hebben de verlossing ontvangen, maar we wachten reikhalzend uit naar de voltooiing ervan. We worden dus opgeroepen om waakzaam te wachten. In plaats van te weten dat we vanavond zullen vertrekken, moeten we er klaar voor zijn dat Christus op een onbekend uur terugkomt (Matt. 25:1-13). Niets mag onze aandacht op zo’n manier in beslag nemen dat we er niet klaar voor zijn om te vertrekken als Hij terugkomt en we naar huis worden geroepen om voor Hem te staan (Lucas 21:34-36).
We moeten ons inspannen voor de terugkeer van de Koning met dezelfde inspanning als de Israëlieten die nacht, met brooddeeg op hun rug gebonden, schoenen aan en een staf in de hand. Net als de gereedstaande Israëlieten moeten wij weigeren ons door iets te laten weerhouden om klaar te zijn voor de zekere wederkomst van Christus.
Bij de Israëlieten begon het godsdienstige jaar met een grootse feestweek. Drie feesten in één week. Pesach, het Feest van de Ongezuurde Broden en het feest van het ‘Eerstelingenoffer’. Bij het Pesachfeest offerde men het lam voor de natie en werd er teruggedacht aan de verlossing uit Egypte. Jezus heeft dit feest vervuld door als Lam van God te sterven, om al de zonden van de wereld weg te nemen (Joh. 1:29). Het Pesachfeest werd gevolgd door het feest van de Ongezuurde Broden, dat startte op de 15de dag van de eerste maand, startte met een sabbat en duurde zeven dagen. Ook dit heeft zijn vervulling in Christus gekregen (1 Kor. 5:6-8), omdat het gaat over een leven zonder zonde en een heilige levenswandel.
Het Feest van het Eerstelingenoffer werd gevierd op de dag na de eerste sabbat tijdens het Feest van de Ongezuurde Broden, dat is op de zondag in de feestweek. Het eerste deel van de gerstoogst werd aan de HEERE gegeven, samen met verschillende andere offers.
Nou kunnen we met heel veel zekerheid zeggen dat Jezus Degene is, waar de gehele Bijbel naar verwijst, en zeker ook het Oude Testament. Daarom is Jezus ook van belang bij de vervulling van dit feest. Allereerst ook in de naam. Jezus wordt aan ons getoond als de Eerstgeborene uit de doden. En ook de dag waarop het wordt gevierd is vol symboliek: de dag na de sabbat, de eerste dag van de week, de opstandingsdag. De Joden zaaiden graan en de korrels stierven in de aarde. Toch is het zo dat die korrels die stierven vrucht droegen. De dood werd ‘overwonnen’. Dit zien we ook bij Jezus.
Tijdens dit feest wordt het eerste deel van de oogst aangeboden aan de HEERE. Jezus ontmoette al wel een aantal discipelen op de morgen van Zijn opstanding, maar de meesten zagen Hem pas later. Maria mocht Hem echter niet aanraken, omdat Hij eerst naar Zijn Vader moest gaan. Later op de dag mochten de discipelen Hem wel aanraken; Jezus sprak tegen Maria dus niet over de hemelvaart. Waar sprak Hij wel over? Tussen de ochtend en de avond, moest Hij Zich als ‘eersteling’ eerst aan de Vader tonen. De Vader mocht als eerste genieten van de Zoon, Die door Zijn volmaakte karakter, volkomen toewijding en volmaakte gehoorzaamheid tot in de dood, de dood van zijn kracht had beroofd. Daarom laat dit feest zien, wat het voor de Vader betekende om te zien dat Zijn Zoon, Die mens geworden is, als eerste mens volkomen gehoorzaam is geweest aan wat Hij voor ogen had toen Hij de mens maakte.
De opstanding van Jezus uit de doden geeft ons zekerheid; er is verlossing. Hij is opgestaan en daarmee is de dood ontwapend en heeft Christus het laatste woord. En doordat Hij is opgestaan mogen wij wedergeboren worden. Daarom is het dat Petrus en Paulus de naam van Jezus omschrijven als de kern van het Evangelie. Het draait om Hem die de dood heeft overwonnen.
De naam van dit feest toont tevens een belofte: er zullen velen volgen. In Israël was dit feest het begin van het oogstseizoen, dat liep van maart tot aan september/oktober. Gerst, tarwe en olijven en druiven. Dit feest heeft een resultaat dat blijft duren: Jezus verrees uit het graf en anderen zullen volgen. Zijn dood bracht leven aan velen, waardoor een onafzienbare menigte voor de troon van God en het Lam zullen staan.
Evangelische Baptisten Gemeente Valkenswaard. Website gemaakt met WordPress door Marjan